Gelul
- Tryntsje van der Meer
- 5 okt
- 3 minuten om te lezen
‘Waarom moeten al die vluchtelingen hier wonen? Oorlog? Dat zijn gewoon smoesjes, echt hoor, gelukszoekers zijn het. En allemaal ten koste van onze kinderen, hè. Schandalig!’

Nee, lieve mensen, ik ben niet verzeild geraakt bij een vergadering van Thierry en co, maar zit veilig in een stadion in Friesland, waar blauw en geel de hoofdkleuren zijn en waar ik rustig een wedstrijdje kijk. In tegenstelling tot de pratende heren achter mij, die duidelijk andere prioriteiten hebben. Meteen na het eerste fluitsignaal wordt er patat gehaald, vloeit het bier onophoudelijk, gaat er om de haverklap iemand plassen (dat weet ik, want elk bezoekje aan ’t hûske’ wordt luidkeels aangekondigd) en wordt er vooral veel, heel veel geluld. Over van alles wat in de verste verte niks met de wedstrijd te maken heeft. De
dreigende komst van een AZC bijvoorbeeld.
Afgezien van de tergende hersenloosheid uit het aangehaalde voorbeeld heb ik überhaupt een uitzonderlijke moeite met mensen die ergens doorheen praten. Door een film, door een concert of in dit geval een voetbalwedstrijd. WTF is er zo belangrijk dat het niet kan wachten tot na dat evenement waarvoor je in de buidel hebt getast, in de rij hebt gestaan, naar uit hebt gekeken? Steek mij maar lek (en hou bij voorkeur je bek...).
Zelf beschik ik dus niet over de schaamteloosheid om door andermans werk heen te kakelen, maar helaas wel over scherpe luisterskills. Zo kon het eens gebeuren dat ik na een avondje Claw Boys Claw niet meer wist welke nummers ze gespeeld hadden, maar via een tetterend tweetal dames achter mij wel alles heb onthouden over de pas ingerichte thuiswerkzolder van Antoinette, waar haar eindeloos rondstampende, om zich heen maaiende ADHD tweeling regelmatig de laptop op de grond weet te smijten. Gelukkig is haar schoonmoeder tegenwoordig zo lief om dit strontvervelende duo met liefde te
laten uitrazen in de dichtstbijzijnde speeltuin en ze bij de geringste misdraging een corrigerende draai om de oren te geven. Na afloop van het concert kon ik opgelucht ademhalen, was zo blij voor Antoinette...
Het leek mij altijd een typisch 'wijvending' om ergens dwars doorheen te babbelen. Om die reden zitten er minder vrouwen dan mannen in een stadion, dacht ik altijd...
Praten tijdens een voetbalwedstrijd was ook bij ons thuis een ongeschreven schande. Alleen paps mocht op gepaste en ongepaste momenten genadeloos van zich af vloeken en mams werd toegestaan om daar met een terecht, doch kansloos ‘hé hé hé, moet dat nou zo?’ op te reageren. Zusje en ik hielden wijselijk onze snavels. Heldere, ongeschreven regels, niks aan overgehouden. Behalve een stukje fatsoen.
Praten in een voetbalstadion is aan mij dan ook niet besteed. Ik ben al druk genoeg met het herkennen, volgen en bewonderen van de spelers en ik moet me serieus op het veld concentreren om niet de draad en de bal kwijt te raken. Dus ik hou me koest, afgezien van een volgzaam klapsalvo hier en daar en een beetje verbroederend meemopperen op die jankballen van de tegenpartij die bij elk lullig duwtje zich op de grond gaan liggen aanstellen. Spreekkoren neem ik niet aan deel, want ik ken die teksten niet en
versta er nooit wat van. Als er nou bij de entree gewoon es tekstboekjes worden uitgedeeld... Verder heb ik het gewoon naar mijn zin, van mij heeft niemand last. Noem mij gerust een voorbeeldsupporter.
Daar kunnen bovenstaande heren nog wat van leren, al zeg ik het zelf. Bij wijze van spreken dan, want ik zeg immers niks. Dat laat ik over aan de primaten boven mij. Ja sorry hoor, voor ‘mannen’ die dwars door voetbal heen patat halen, bier drinken, plassen en plaatsvervangende schaamte oproepen middels asielzoekersonwetendheden is een stadionbezoek intellectueel gezien waarschijnlijk te hoog gegrepen. Ze kunnen hun tijd nuttiger besteden, door een poosje rond te rennen op de zolder van Antoinette
bijvoorbeeld. En anders weet haar schoonmoeder vast wel raad met ze...
