Vaarpraat 7: De kleur van een sloep en de psychologie van de schipper.
- Berend Bontekoe

- 23 nov
- 3 minuten om te lezen
Het was tijdens het najaarshellingen, bij de hellinghaven. De schepen kwamen één voor één van hun ligplaats, langzaam op eigen kracht of gesleept richting wal. Een stoet van kleuren, van primair tot pastel, alsof de zomer nog één keer paradeerde voordat zij de winterstalling ingaan. Dat Berend moest denken aan de kleurenleer van de schrijver van de reeks ‘Omringd met….. etc’ Thomas Erikson. Zo dit in gedachte met de kleuren leer zou dit ook toepasbaar zijn op sloepvaarders? En ja zeker!!!.

De crème sloep gleed als vanzelf. De eigenaar hield het touw losjes in de hand, alsof wachten bij de kraan ook een vorm van varen is maar zeker een mediatief moment. Hij knikte vriendelijk naar de vrijwilligers, bood zelfs koffie aan. Rustzoekers, die het wachten zien als onderdeel van de dag.
De rode sloep daarentegen kwam met bravoure. Gas erop, nog even een bochtje extra, 6 km per uur was niet voor de schipper en bij de kraan natuurlijk vooraan. “Ik lig hier al hoor, en ik was om half twaalf opgeroepen en niet om half één,” klinkt het, terwijl hij zijn lijn over die van een ander gooit. Bij de sluis eerder die dag had hij zich ook al als eerste naar binnen gewurmd. Hardvaarders, die geloven dat een boot pas een boot is als hij opschiet.
Pastelgroen verscheen in een trager tempo. Vogeltjesmensen, met een verrekijker in de tas en een glimlach bij elke fuut in de havenkom. Als de kraan even stilstaat, wijzen ze naar de lucht: kijk, een zwerm spreeuwen, o nee, het zijn halsbandparkieten. Voor hen is wachten nooit verloren tijd. Maar een moment van bezinning en het overdenken van het afgelopen vaarseizoen.
De blauwe sloep bracht rumoer. Gelach, glazen die rinkelen, een koelbox die nog net niet overboord ging. De rieten mand nog gevuld met tapas en hapjes, kortom een levensgenieter pur sang. Bij de kraan is het een vrolijke chaos: lijnen te kort, fenders te hoog, maar altijd met een grap. “We zijn toch lid, dan mag je best even voordringen,” roept er één, terwijl de vrijwilligers hoofdschuddend maar lachend een handje uitsteken.
En dan de grijze sloep. Strak, modern, met een geluidsbox die harder stond dan de motor. Al van verre hoorde je de bas, de brugwachter hoefde geen seinen te geven: hij voelde de beat in zijn hokje. Bij de kraan werd de muziek pas zachter toen de kraanmachinist erom vroeg. “Anders hoor ik de aanwijzingen niet,” zei hij droog.
Zo stonden ze daar, niet veel later op de wal aan de haven, klaar voor de winter.
Crème, rood, pastelgroen, blauw en grijs. Vijf kleuren, vijf karakters.
En dan begint het stille winter seizoen.
De crème sloep verdwijnt onder een zeil; de eigenaar zie je pas weer in april, alsof de boot vanzelf overwintert.
De rode sloep wordt nog dezelfde week aangepakt: schuren, lakken, poetsen, want zodra de eerste sneeuw valt, wil de schipper alweer vaarklaar zijn.
De pastelgroene eigenaar loopt af en toe langs, niet om te werken maar om te mijmeren: een praatje met de schreeuwende eksters, een blik op de lucht.
De blauwe sloep besteedt het onderhoud uit, lekker makkelijk, en toch pronkt hij in het voorjaar alsof er maandenlang is gezwoegd.
En de grijze sloep? Die krijgt een nieuwe geluidsbox, want wat is een seizoen zonder nog meer beats en volume, en laat de andere schippers genieten, wel zo sociaal.
De kleur van een sloep zegt meer dan je denkt. Niet alleen op het water, maar ook op de wal. Het is de psychologie van de schipper, in verf en vernis gevangen.

Opmerkingen